Betekenis van:
kleintje
kleintje (het ~ | meervoud kleintjes)
Zelfstandig naamwoord
- klein iemand; iets of iemand van klein formaat; klein aardappel; klein iemand; klein iemand; klein kind; klein iemand; opdondertje; mager persoon
"voor geen kleintje vervaard zijn"
"op de kleintjes letten"
Synoniemen
- onderkruiper
- kriel
- krielhaan
- onderdeur
- onderdeurtje
- onderkruipsel
- opdonder
- opdondertje
- ukkepuk
- garnaal
- krielkip