Betekenis van:
kleur
kleur (de ~ | meervoud kleuren)
Zelfstandig naamwoord
- de bijzondere eigenschap van dingen om van licht stralen van een bepaalde golflengte terug te kaatsen of door te laten, waardoor het oog een bepaalde indruk krijgt
"kleur op de wangen krijgen/hebben"
"een gewaagde kleur"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
kleur
Zelfstandig naamwoord
- elk van de vier soorten van figuren op speelkaarten: klaveren, ruiten, harten, schoppen
Hyperoniemen
kleur
Zelfstandig naamwoord
- gelaatskleur
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
kleur
Zelfstandig naamwoord
- het onderscheid dat gemaakt wordt op basis van het verschil in golflengte van licht
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Mijn favoriete kleur is rood.
- Vind je dit een mooie kleur?
- Alle kleur trok weg uit zijn gezicht.
- De blaadjes zijn begonnen van kleur te veranderen.
- Welke kleur heeft de auto die ze zelf gekocht heeft?
- Welk merk en kleur heeft de auto van de directeur?
- Welke kleur heeft de auto die ze voor zichzelf gekocht heeft?
- Welke kleur heeft de uiterst rechtse ring op de Olympische vlag?
- De dame voert de kleur (van het veld)
- Ze werd slechts een generatie voorbij slavernij geboren; in een tijd toen er geen auto's op de weg reden en geen vliegtuigen in de lucht vlogen; toen iemand als zij om twee redenen niet mocht stemmen - omdat ze een vrouw was en door de kleur van haar huid.
- kleur
- Kleur
- kleur,
- Kleur
- KLEUR