Betekenis van:
klier

klier (de ~ | meervoud klieren)
Zelfstandig naamwoord
  • naarling
"een vervelende klier"
"een klier van een [vent]"

Hyperoniemen

Hyponiemen

klier
Zelfstandig naamwoord
  • een onuitstaanbaar mens.
"Wat ben jij toch een klier, zeg!"
klier
Zelfstandig naamwoord
  • een orgaan dat een stof afscheidt.
"Speeksel wordt gemaakt in klieren in de mond."
klier (de ~ | meervoud klieren)
Zelfstandig naamwoord
  • vervelend iemand; vervelend iemand; orgaan in het lichaam
"een hormonale klier"
"een opgezette klier"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

klier
Zelfstandig naamwoord
  • een cel die een product afscheidt dat door een plant niet verder verwerkt wordt.

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Hamsters bestemmen vaak een deel van hun leefruimte tot latrine, markeren gebieden met de afscheidingen van een klier in de flank, en de wijfjes beperken vaak selectief de omvang van hun eigen nakomelingschap door kannibalisme.