Betekenis van:
klokken
klokken
Werkwoord
- een tijd opnemen
"Zij klokte een tijd van 2:14:34,34."
klokken
Werkwoord
- een geluid voortbrengen dat als "klok" klinkt
"De kippen klokten opgewonden."
klok (de ~ | meervoud klokken)
Zelfstandig naamwoord
- instrument voor tijd, druk, snelheid
"op de klok [krijgen]"
Hyperoniemen
Hyponiemen
klok (de ~ | meervoud klokken)
Zelfstandig naamwoord
- uurwerk
"een tijd op de klokken zetten"
"de klok staat stil"
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Voor wie luiden de klokken?
- We repareren allerlei soorten klokken hier.
- In mijn kamer zijn er geen klokken.
- De klokken luidden, terwijl het paar de kerk verliet.
- Tijd heeft geen onderverdelingen om het verstrijken ervan aan te duiden, er is nooit een onweersbui of trompetgeschal om het begin van een nieuwe maand of een nieuw jaar aan te kondigen. Zelfs wanneer er een nieuwe eeuw aanbreekt, zijn alleen wij stervelingen het, die klokken luiden en pistolen afschieten.
- Klokken (bellen)
- Klokken (muziekinstrument)
- Klokken (uurwerken)
- Klokken voor voertuigen
- Glas voor klokken
- Klokken en horloges
- Andere klokken, niet-elektrisch, n.e.g.
- Klokken, horloges, stophorloges, wekkers, reiswekkers
- Klokken- en uurwerkfabrieken en -reparatiebedrijven
- Reparatie en onderhoud van klokken