Betekenis van:
kluis
kluis (de ~ | meervoud kluizen)
Zelfstandig naamwoord
- zware metalen kast; safe; brandkast/kluis
"in de kluis liggen"
"een veilige kluis"
Synoniemen
Hyperoniemen
kluis
Zelfstandig naamwoord
- een tegen inbraak en brand beveiligde kist of kast
"Sieraden bewaart men vaak in een kluis."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Tom opende de kluis.