Betekenis van:
kluwen

kluwen
Zelfstandig naamwoord
  • los om zichzelf opgewonden hoeveelheid wol, garen enz
"Ik heb nog een kluwen rode wol, daarmee komt de trui wel af."
kluwen (de/het ~ | meervoud kluwens)
Zelfstandig naamwoord
  • bol wol of draad; bol draad
"een kluwen wol"
"een onontwarbaar kluwen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord