Betekenis van:
knallen
knallen
Werkwoord
- een knal geven
"champagnekurken knallen (stipt om 12 uur)"
"geweerschoten knallen (in de verte)"
Hyperoniemen
knallen
Werkwoord
- een hard geluid of knal geven
"Dat vuurwerk knalde erg hard."
knallen
Werkwoord
- ''uit elkaar ~''
"Het vuurwerk was met veel lawaai uit elkaar geknald."
knallen
Werkwoord
- hard werpen, gooien
"(een bal) 'in doel'/'tegen de paal'/'naast de paal' knallen"
"(een bal) over/naast knallen"
Synoniemen
Hyperoniemen
knallen
Werkwoord
- door drukken in werking stellen; vonken verspreiden; kogels of pijlen afvuren; met vuurwapens schieten; schieten
"erop los knallen"
"een kogel in de muur knallen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
knallen
Werkwoord
- mislukken; mislukken; mislopen; lopend scheef maken; lopend verslijten; verkeerd gaan
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
knal (de ~ | meervoud knallen)
Zelfstandig naamwoord
- plotseling, kort en hard geluid
"met een knal"
"een harde/luide knal"