Betekenis van:
knoflook

knoflook (de/het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • wit knolletje gebruikt als keukenkruid
"stinken naar knoflook"
"een teentje knoflook"

Hyperoniemen

Hyponiemen

knoflook
Zelfstandig naamwoord
  • een bolgewas dat familie is van ui en bieslook

Voorbeeldzinnen

  1. Knoflook
  2. Knoflook, vers of gekoeld
  3. Allium sativum, knoflook, gejodeerd
  4. Allium sativum, knoflook, extract, gejodeerd
  5. Veld: aardbeien, kool, wortelen, sla, uien, knoflook.
  6. Negen subgroepen: Champignons, Mandarijnen, Ananas, Sinaasappelsap, Appelsap, Tomaten, Knoflook, Druivensap.
  7. Wat mancozeb (dithiocarbamaten) betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor gebruik op knoflook.
  8. Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld
  9. betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor knoflook
  10. Omvat: olijven, knoflook, peulvruchten, suikermaïs; zeevenkel en andere eetbare zeewieren; champignons en andere eetbare paddenstoelen.
  11. Allium Sativum Extract is een extract van de knollen van de knoflook, Allium sativum, Liliaceae
  12. zij in ten minste twee van de drie voorgaande afgesloten invoerseizoenen knoflook in de Gemeenschap hebben ingevoerd;
  13. betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor knoflook met ingang van 1 januari 2005
  14. betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor knoflook met ingang van 1 april 2006
  15. betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor knoflook met ingang van 1 september 2004