Betekenis van:
knop
knop (de ~ | meervoud knoppen)
Zelfstandig naamwoord
- klein bol oorsieraad; kleine oorbel
"knopjes in je oren dragen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
knop (de ~ | meervoud knoppen)
Zelfstandig naamwoord
- bolletje als versiering
Hyperoniemen
knop
Zelfstandig naamwoord
- klein, meestal rond, uitstekend deel van een apparat bedoeld om in te drukken ter besturing ervan
knop
Zelfstandig naamwoord
- het begin van een uitloper zoals tak, blad of bloem van een plant
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Raak die knop niet aan!
- Niet op die knop drukken.
- Hij duwde op de knop en wachtte.
- Ik weet niet op welke knop ik moet drukken.
- De motor stopt als je op die knop drukt.
- Druk op de groene knop. Als je dat doet, gaat het lampje branden.
- Ik drukte op de knop om de radio aan te zetten.
- Choke-knop
- bloeiende planten (in knop of bloem), met uitzondering van cactussen
- door een knop in te drukken (drukken/trekken).
- Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) met de linkerhand los te laten
- Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) met de rechterhand los te laten
- het aantal individuele bedieningsinputs (bv. minder dan 4-5 keer drukken op een knop);
- het aantal individuele bedieningsinputs (bv. minder dan 4-5 keer drukken op een knop);
- van de binnenkant, bijvoorbeeld door een knop in te drukken of een lichtstraal te onderbreken, en