Betekenis van:
knop

knop (de ~ | meervoud knoppen)
Zelfstandig naamwoord
  • voorfase v.e. bloem of blad
"in knop staan/zijn"

Hyperoniemen

knop (de ~ | meervoud knoppen)
Zelfstandig naamwoord
  • klein bol oorsieraad; kleine oorbel
"knopjes in je oren dragen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

knop (de ~ | meervoud knoppen)
Zelfstandig naamwoord
  • bolletje als versiering

Hyperoniemen

knop
Zelfstandig naamwoord
  • klein, meestal rond, uitstekend deel van een apparat bedoeld om in te drukken ter besturing ervan
knop
Zelfstandig naamwoord
  • het begin van een uitloper zoals tak, blad of bloem van een plant

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Raak die knop niet aan!
  2. Niet op die knop drukken.
  3. Hij duwde op de knop en wachtte.
  4. Ik weet niet op welke knop ik moet drukken.
  5. De motor stopt als je op die knop drukt.
  6. Druk op de groene knop. Als je dat doet, gaat het lampje branden.
  7. Ik drukte op de knop om de radio aan te zetten.
  8. Choke-knop
  9. bloeiende planten (in knop of bloem), met uitzondering van cactussen
  10. door een knop in te drukken (drukken/trekken).
  11. Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) met de linkerhand los te laten
  12. Bedieningsorganen bedienbaar zonder het stuur en toebehoren (knop, gaffel, enz.) met de rechterhand los te laten
  13. het aantal individuele bedieningsinputs (bv. minder dan 4-5 keer drukken op een knop);
  14. het aantal individuele bedieningsinputs (bv. minder dan 4-5 keer drukken op een knop);
  15. van de binnenkant, bijvoorbeeld door een knop in te drukken of een lichtstraal te onderbreken, en