Betekenis van:
koers
koers (de ~ | meervoud koersen)
Zelfstandig naamwoord
- geldwaarde t.o.v. andere munteenheden; koers op de beurs; het bepalen v.d. prijs
"de koersen dalen/'gaan omlaag'/stijgen/'gaan omhoog'"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
koers (de ~ | meervoud koersen)
Zelfstandig naamwoord
- richting v.d. af te leggen vaart of weg
"op koers liggen"
"uit de koers raken"
Hyperoniemen
koers
Zelfstandig naamwoord
- richting waarin iets zich ontwikkelt; richting van beleid
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
koers
Zelfstandig naamwoord
- de richting die een vaartuig of een vliegtuig op een bepaald moment aanhoudt of wil aanhouden
koers
Zelfstandig naamwoord
- richting waarin ontwikkelingen gaan
koers
Zelfstandig naamwoord
- ''(handel, beurshandel)'' de ontwikkeling van de waarde van een obligatie, van een aandeel, van een optie etc
koers
Zelfstandig naamwoord
- ''(geldhandel)'' verhouding ten opzichte van andere valuta
koers
Zelfstandig naamwoord
- snelheidswedstrijd, met name van wielrenners, paarden of honden
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Als de wind gunstig is, behoud koers" ("Go with the flow
- Koers
- KOERS
- GESELECTEERDE KOERS
- Geselecteerde koers
- de laagste koers;
- de hoogste koers;
- Koers- of tracébewakingssystemen [3]
- de gemiddelde koers;
- de contante koers (bij deviezenswaps);
- Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt
- Koers van het aandeel-France Télécom
- Marktprijs en koers op de deviezenmarkt
- vaste rentevoet/koers/swappunt (bij vaste-rentetenders);
- Tegen een EUR/USD-koers van 1,3.