Betekenis van:
kolder
kolder
Zelfstandig naamwoord
- onzin.
"Wat een kolder, zeg!"
kolder
Zelfstandig naamwoord
- een hersenziekte bij vee
"Het paard leed al twee jaar aan de kolder."
kolder (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- onzinnige praat
"de kolder in je kop krijgen"
"grote kolder"
Synoniemen
- onzin
- apekool
- beuzelarij
- bullshit
- flauwekul
- ge-o-ha
- gebeuzel
- gekakel
- gekkenpraat
- gekwek
- gelul
- geneuzel
- geouwehoer
- geraaskal
- gewauwel
- gezwam
- gezwets
- klets
- kletskoek
- kletspraat
- kul
- kwatsch
- kwezelarij
- larie
- lariekoek
- leuterkoek
- leuterpraat
- lulkoek
- nonsens
- quatsch
- wijvenpraat
- zever
- zottenpraat
- dwaasheid
- shit
- geklets