Betekenis van:
kom
kom (de ~ | meervoud kommen)
Zelfstandig naamwoord
- bebouwd gebied
"de bebouwde kom"
"binnen/buiten de bebouwde kom"
Hyperoniemen
Hyponiemen
kom (de ~ | meervoud kommen)
Zelfstandig naamwoord
- deel v.e. gewricht
"(haar arm is) uit de kom"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
kom
Zelfstandig naamwoord
- eetgerei zoals een bord, maar dan dieper
kom
Werkwoord
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van komen
kom
Werkwoord
- gebiedende wijs van komen
kom
Werkwoord
- ''(bij inversie)'' tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van komen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Kom snel!
- Kom overmorgen.
- Kom hier!
- Ik kom.
- Kom onmiddellijk.
- Kom onmiddellijk.
- Kom binnen!
- Ja, ik kom dadelijk.
- Ik kom uit China.
- Ik kom uit Noorwegen.
- Ik kom uit Nederland.
- Kom je of niet?
- Ik kom uit Saitama.
- Kom als ge kunt.
- Johnny, kom snel hier!