Betekenis van:
koningin
koningin (de ~ | meervoud koninginnen)
Zelfstandig naamwoord
- vrouwelijke koning
"ze was de koningin van het feest"
"de koningin van de nacht"
Hyperoniemen
koningin (de ~ | meervoud koninginnen)
Zelfstandig naamwoord
- vrouw v.d. heerser over een land
Hyperoniemen
koningin (de ~ | meervoud koninginnen)
Zelfstandig naamwoord
- bepaalde speelkaart
Hyperoniemen
koningin
Zelfstandig naamwoord
- het vrouwelijk hoofd van een koninkrijk
koningin
Zelfstandig naamwoord
- de vrouw van een koning
koningin (de ~ | meervoud koninginnen)
Zelfstandig naamwoord
- koningin bij schaken en kaarten; bepaald schaakstuk
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- God schere de koningin!
- God beware de koningin.
- Lang leve de koningin!
- Koningin Elizabeth overleed in 1603.
- De koningin woont in Bukingham Palace.
- Drie schepen werden door koningin Isabella aan Columbus gegeven.
- Aan de koningin bevalt haar koning (het meest)
- De Koningin Elisabethwedstrijd.
- Koningin Victoria-agave
- De finale van de Koningin Elisabethwedstrijd
- HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
- HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
- Aantal bijen/hommels (één koningin per kast met maximaal 20 voedsters per koningin)11.
- de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd, rechtstreekse integrale verslaggeving;
- mevrouw Carla PEIJS, Commissaris der Koningin in de provincie Zeeland,