Betekenis van:
kopen

kopen
Werkwoord
  • in bezit krijgen door de gevraagde prijs te betalen
"een huis/fiets kopen"
"een boek kopen voor [tachtig gulden/de helft van de winkelprijs]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

kopen
Werkwoord
  • in ruil voor geld iets in bezit krijgen
koop (de ~ | meervoud kopen)
Zelfstandig naamwoord
  • het (aan)kopen; handeling van iets aanschaffen; de aankoop van iets; het aanschaffen; aankoop
"de koop is gesloten"
"iets te koop aanbieden"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik wil skischoenen kopen.
  2. Ik wil kopen.
  3. Ik wil skischoenen kopen.
  4. Ik wil aspirine kopen.
  5. Ik moet postzegels kopen.
  6. Ik zal een nieuwe kopen.
  7. Waar kan ik postzegels kopen?
  8. Hij kan geen auto kopen.
  9. Ik ga een nieuwe auto kopen.
  10. Ik wil een nieuwe auto kopen.
  11. Waar kan ik een kaart kopen?
  12. Waarom wil je deze boek kopen?
  13. Je moet melk, eieren, boter enzovoorts kopen.
  14. Hij had een paar potloden moeten kopen.
  15. Waar kan ik een plattegrond kopen?