Betekenis van:
kraam
kraam (de/het ~ | meervoud kramen)
Zelfstandig naamwoord
- marktkraam; tentje op een markt
"kraampjes op de markt"
"dat komt in zijn/haar/je kraam te pas"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
kraam
Zelfstandig naamwoord
- verplaatsbare tent waarin (op markten) koopwaar of (op kermissen) vermaak wordt aangeboden
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- De minimale kamertemperatuur in de kraam- en zoogvertrekken is die welke nodig is om op de ligplaats van de biggen een passende temperatuur te handhaven, rekening houdend met eventuele plaatselijke warmtebronnen.
- mariene ecosystemen die noodzakelijk zijn voor het overleven, functioneren, paaien/voortplanten of herstellen van visbestanden, dieren in specifieke levensfasen (bijv. kraam- of kweekgebieden) of zeldzame of bedreigde mariene soorten;