Betekenis van:
kraan

kraan (de ~ | meervoud kranen)
Zelfstandig naamwoord
  • afsluitbaar uiteinde v.e. leiding
"onder de kraan [houden/stoppen]"
"uit de kraan [komen/lopen]"

Hyperoniemen

kraan (de ~ | meervoud kranen)
Zelfstandig naamwoord
  • slim iemand; iem. die uitblinkt; iemand die ongelooflijke dingen kan; deskundige; toonaangevend iemand op bepaald gebied; iemand die ergens in uitmunt; iemand die ergens erg goed in is; op enige wijze opvallend iemand; iemand erg goed ergens in; iemand die ergens in uitblinkt; iemand die uitblinkt in bv. sport
"een kraan in [rekenen]"

Synoniemen

Hyperoniemen

kraan
Zelfstandig naamwoord
  • een kraanvogel
kraan
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die op een bepaald gebied uitblinkt
kraan
Zelfstandig naamwoord
  • /, mechanisme waarmee de stroming van vloeistof of gas geregeld kan worden
kraan
Zelfstandig naamwoord
  • /, (van kabels en katrollen voorzien) werktuig om voorwerpen in de hoogte te verplaatsen

Voorbeeldzinnen

  1. Ik heb een lekkende kraan.
  2. Kraan
  3. Mobiele kraan van categorie N
  4. Kraan of zelfsluitende klep defect.
  5. Mobiele kraan van categorie N3
  6. Kraan of zelfsluitende klep defect.
  7. Aankoop van een nieuwe kraan
  8. Kranen, mobiele hijsinstallaties en transportwagens met kraan
  9. Kraan of klep zit los of is slecht gemonteerd.
  10. Het gebruik van de nieuwe kraan zal de productiviteit verhogen.
  11. CPA 28.22.14: Dirkkranen; hijskranen; hefportalen, portaalwagens en transportwagens met kraan
  12. Na de investeringen zal de tweede kraan gebruikt kunnen worden wanneer de eerste kraan nodig is voor het werk op de buitenbouwplaats.
  13. Het gebruik van een drijvende kraan is dan niet meer vereist.
  14. Bouw van een extra kade en aankoop van een nieuwe kraan
  15. Dirkkranen; hijskranen, vervoerkabels daaronder begrepen; hefportalen, portaalwagens en transportwagens met kraan