Betekenis van:
kraan
kraan (de ~ | meervoud kranen)
Zelfstandig naamwoord
- slim iemand; iem. die uitblinkt; iemand die ongelooflijke dingen kan; deskundige; toonaangevend iemand op bepaald gebied; iemand die ergens in uitmunt; iemand die ergens erg goed in is; op enige wijze opvallend iemand; iemand erg goed ergens in; iemand die ergens in uitblinkt; iemand die uitblinkt in bv. sport
"een kraan in [rekenen]"
Synoniemen
Hyperoniemen
kraan
Zelfstandig naamwoord
- een kraanvogel
kraan
Zelfstandig naamwoord
- iemand die op een bepaald gebied uitblinkt
kraan
Zelfstandig naamwoord
- /, mechanisme waarmee de stroming van vloeistof of gas geregeld kan worden
kraan
Zelfstandig naamwoord
- /, (van kabels en katrollen voorzien) werktuig om voorwerpen in de hoogte te verplaatsen
Voorbeeldzinnen
- Ik heb een lekkende kraan.
- Kraan
- Mobiele kraan van categorie N
- Kraan of zelfsluitende klep defect.
- Mobiele kraan van categorie N3
- Kraan of zelfsluitende klep defect.
- Aankoop van een nieuwe kraan
- Kranen, mobiele hijsinstallaties en transportwagens met kraan
- Kraan of klep zit los of is slecht gemonteerd.
- Het gebruik van de nieuwe kraan zal de productiviteit verhogen.
- CPA 28.22.14: Dirkkranen; hijskranen; hefportalen, portaalwagens en transportwagens met kraan
- Na de investeringen zal de tweede kraan gebruikt kunnen worden wanneer de eerste kraan nodig is voor het werk op de buitenbouwplaats.
- Het gebruik van een drijvende kraan is dan niet meer vereist.
- Bouw van een extra kade en aankoop van een nieuwe kraan
- Dirkkranen; hijskranen, vervoerkabels daaronder begrepen; hefportalen, portaalwagens en transportwagens met kraan