Betekenis van:
kracht

kracht (de ~ | meervoud krachten)
Zelfstandig naamwoord
  • energie
"middelpuntvliedende kracht"

Hyperoniemen

Hyponiemen

kracht
Zelfstandig naamwoord
  • een uitwendige oorzaak die ongehinderd door andere krachten de bewegingstoestand van een lichaam verandert
"Volgens Newton is F gelijk aan het product m·a, waarbij F de kracht voorstelt, m de traagheid van het lichaam en a de versnelling van de beweging ervan."
kracht (de ~ | meervoud krachten)
Zelfstandig naamwoord
  • iem. die krachtens een overeenkomst voor een ander werkt en daarvoor betaald wordt
"een betaalde/onbetaalde kracht"
"een goede/slechte kracht"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

kracht
Zelfstandig naamwoord
  • personificatie van macht of vermogen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Onderschat mijn kracht niet.
  2. Moge de kracht met je zijn.
  3. Vereende kracht is sterker
  4. Mary gelooft in de kracht van de liefde.
  5. Piekeren neemt de zorgen voor morgen niet weg, maar wel de kracht van vandaag.
  6. Tranen hebben soms de kracht van woorden
  7. Niet met kracht maar door rede(voering)
  8. Met de kracht van de waarheid heb ik levend het universum veroverd
  9. kracht
  10. Terugwerkende kracht
  11. uitgeoefende kracht
  12. Kracht/vervormingscurve
  13. Verticale kracht
  14. Terugwerkende kracht
  15. Eigen kracht