Betekenis van:
kramen
kraam (de/het ~ | meervoud kramen)
Zelfstandig naamwoord
- marktkraam; tentje op een markt
"kraampjes op de markt"
"dat komt in zijn/haar/je kraam te pas"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Voor patates frites die bij kramen en snackbars worden bemonsterd, worden bij voorkeur elk jaar dezelfde verkooppunten genomen.
- Zo kunnen kramen in sportarena's of in openbare parken op basis van een concessie worden geëxploiteerd; hetzelfde geldt voor openbare diensten als de watervoorziening.