Betekenis van:
kramp
kramp (de ~ | meervoud krampen)
Zelfstandig naamwoord
- onwillekeurige spiersamentrekking; kramp in de spieren
"kramp hebben"
"kramp krijgen"
Synoniemen
Hyperoniemen
kramp
Zelfstandig naamwoord
- een toestand van onwillekeurige en aanhoudende samentrekking van een spier
"Ik kreeg kramp in mijn kuiten."
Voorbeeldzinnen
- Ik kreeg kramp in mijn been tijdens het zwemmen.
- Plaatselijke gevolgen (tijdelijke kramp of spierverlamming)