Betekenis van:
krans

krans (de ~ | meervoud kransen)
Zelfstandig naamwoord
  • ring van takken en bloemen
"goede wijn behoeft geen krans"
"een krans leggen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

krans
Zelfstandig naamwoord
  • een rondgaande versiering, met name rond een hoofd of top
"Een krans van laurierbladeren was een Romeinse onderscheiding voor een zege."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Goede wijn behoeft geen krans.