Betekenis van:
krant

krant (de ~ | meervoud kranten)
Zelfstandig naamwoord
  • op werkdagen verschijnend drukwerk met nieuws, advertenties enz. en een exemplaar hiervan
"de krant lezen"
"het/dat mag wel in de krant"

Synoniemen

Hyperoniemen

krant
Zelfstandig naamwoord
  • de onderneming die een nieuwsblad uitgeeft
"De krant geeft zijn fout toe en biedt zijn excuses aan in de volgende editie."

Hyperoniemen

Hyponiemen

krant
Zelfstandig naamwoord
  • klassiek massamedium, gedrukt op papier en gericht op het verspreiden van nieuws

Voorbeeldzinnen

  1. Waar is de krant?
  2. Welke krant nemen jullie?
  3. Welke krant lees jij?
  4. De jongen heeft een krant.
  5. Welke krant lees je meestal?
  6. Ik ben de krant aan het lezen.
  7. Mag ik uw krant even zien?
  8. Er staat niets interessants in de krant.
  9. Iedere morgen leest hij de krant.
  10. Ze leest elke morgen de krant.
  11. Heb je 's ochtends tijd om de krant te lezen?
  12. Hij was een krant ondersteboven aan het lezen.
  13. Ik heb de krant van vandaag nog niet gelezen.
  14. Ik las in de krant dat hij vermoord werd.
  15. Voor je het doorhebt, sta je in de krant.