Betekenis van:
kreupel

kreupel
Bijvoeglijk naamwoord
  • dusdanig aan lichamelijk letsel onderhevig dat men zich niet of niet goed kan voortbewegen
"Hij werd met die slag met het zwaard van zijn tegenstander niet gedood maar wel kreupel geslagen."
kreupel
Bijvoeglijk naamwoord
  • met een of meer onvolkomenheden; gebrekkig
"kreupel schrijven"
"een kreupele redenering"

Synoniemen

Hyperoniemen

kreupel
Bijvoeglijk naamwoord
  • kreupel; mank
"een kreupel paard"
"zich kreupel lachen/werken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord