Betekenis van:
kroon
kroon (de ~ | meervoud kronen)
Zelfstandig naamwoord
- hoofdsieraad van vorsten
"dat spant de kroon"
"iemand naar de kroon steken"
Hyperoniemen
Kroon
Zelfstandig naamwoord
- de vorst als regeerder en als vertegenwoordiger van het rijk
Hyperoniemen
kroon
Zelfstandig naamwoord
- hoofddeksel dat door een vorst gedragen wordt
kroon
Zelfstandig naamwoord
- de munteenheid van o.a. Noorwegen en Zweden
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Op de foto heeft het meisje geen gouden kroon, maar een kroon van bloemen op.
- Dit boek gaat over een koning die zijn kroon verliest.
- De kroon op het werk
- Zweedse kroon
- Hele kroon
- Zweedse kroon
- Estlandse kroon
- Deense kroon
- Slowaakse kroon
- Tsjechische kroon
- Positie in de kroon
- 4 Hele kroon
- middenstam (onder de kroon)
- Te beoordelen kroon
- Beschaduwing van de kroon