Betekenis van:
kuip

kuip (de ~ | meervoud kuipen)
Zelfstandig naamwoord
  • wijde bak
"een kuip(je) boter"
"weten wat voor vlees je in de kuip hebt"

Hyperoniemen

kuip
Zelfstandig naamwoord
  • houten vat bestaande uit duigen en ringen
"In de kuip worden appels tot moes gemaakt."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kuip (tub)
  2. Kuip (tub)
  3. Kuip (vat)
  4. Kuip, met deksel
  5. Kuip, met deksel
  6. Kuip (vat) VA
  7. Kuip (tub) TB
  8. Kuip, met deksel TL