Betekenis van:
kuip
kuip (de ~ | meervoud kuipen)
Zelfstandig naamwoord
- wijde bak
"een kuip(je) boter"
"weten wat voor vlees je in de kuip hebt"
Hyperoniemen
kuip
Zelfstandig naamwoord
- houten vat bestaande uit duigen en ringen
"In de kuip worden appels tot moes gemaakt."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Kuip (tub)
- Kuip (tub)
- Kuip (vat)
- Kuip, met deksel
- Kuip, met deksel
- Kuip (vat) VA
- Kuip (tub) TB
- Kuip, met deksel TL