Betekenis van:
kussen

kussen
Zelfstandig naamwoord
  • een met zacht materiaal gevulde zak, dienende om het (slaap)comfort van de gebruiker te verbeteren
"Hij slaapt altijd met twee kussens."
kus (de ~ | meervoud kussen)
Zelfstandig naamwoord
  • zoen; klapzoen; zoen; aanraking met de lippen
"een vluchtige kus"
"een kusje stelen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

kussen
Werkwoord
  • een kus geven
"Na het uitspreken van het jawoord mocht hij de bruid kussen."
kussen
Werkwoord
  • kussen; zoenen; zoenen
"iemand op de mond/wangen kussen"
"kussen dat het klapt"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. U mag nu de bruid kussen.
  2. Tom besloot om zonder kussen proberen te slapen.
  3. Niet opnieuw! Zie hoe die twee elkaar kussen. Ze staan echt in vuur en in vlam voor elkaar. Ik kan dit niet langer aanzien.
  4. KUSSEN
  5. De kracht wordt uitgeoefend op of evenredig verdeeld rond de hartlijn van het ISOFIX-kinderbeveiligingssysteem en ten hoogste 100 mm boven het oppervlak van het kussen op de testbank.
  6. De prijzen voor de verschillende typen zadels, als bepaald op basis van onderplaat, kussen, bekleding, vork en gewicht, werden vergeleken met de verkoopprijzen die de exporteurs voor vergelijkbare typen vroegen, zonder kortingen, en indien nodig gecorrigeerd tot cif grens Gemeenschap, en gecorrigeerd voor de inklaringskosten (1,2 %) en de kosten na invoer voor een importeur in de Gemeenschap.