Betekenis van:
laag
laag
Bijvoeglijk naamwoord
- dicht bij grond
"een lage tafel"
"laag overvliegen"
laag
Bijvoeglijk naamwoord
- laaggeplaatst
"de lage adel"
"de lagere school"
laag
Bijvoeglijk naamwoord
- van geluid
"een lage stem"
"een toontje lager zingen"
laag
Bijvoeglijk naamwoord
- fysiek ''niet'' ver boven iets anders zijn
laag
Bijvoeglijk naamwoord
- niet vergevorderd zijn in een rangorde of volgorde
laag
Bijvoeglijk naamwoord
- (geluid) met een klein aantal trillingen per tijdseenheid
laag
Bijvoeglijk naamwoord
- met een beperkt aanzien
laag
Bijvoeglijk naamwoord
- gemeen
laag
Zelfstandig naamwoord
- iets dat zich in twee richtingen uitstrekt maar in de derde een beperkte dikte heeft
"Deze laag bevat opvallend veel iridium, dankzij de meteorietinslag van 65 miljoen jaar geleden."
laag (de ~ | meervoud lagen)
Zelfstandig naamwoord
- sociale groep; groep mensen; abstract niveau
"de onderste/bovenste/middelste laag/lagen (van de bevolking/samenleving/maatschappij)"
"een laag van [de bevolking]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
laag (de ~ | meervoud lagen)
Zelfstandig naamwoord
- in een vlak uitgespreide hoeveelheid van een stof of van voorwerpen
"de beschaving zit er maar met een dun laagje op"
"listen en lagen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Mijn hartslag is laag.
- Laag
- Zeer laag
- Laag toerental
- 1 = Laag
- Zeer laag
- Laag energieverbruik.
- laag risico.
- Laag < 1
- Laag energiegehalte
- Laag brandstofniveau
- Laag stationair
- Laag risico:
- Laag toerental
- zeer laag