Betekenis van:
land
land (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- bouwland
"[50] hectare land"
"land bebouwen/ontginnen"
Hyperoniemen
land (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- het buiten de steden gelegen land
"stad en land aflopen voor iets"
"op het land"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
land (het ~ | meervoud landen)
Zelfstandig naamwoord
- gebied dat als een eenheid beschouwd wordt
"het Beloofde Land"
"het land van [Bruegel/wijn en kaas]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
land
Zelfstandig naamwoord
- gedeelte van het aardoppervlak dat boven water uitsteekt
land
Zelfstandig naamwoord
- dat deel van de aardbodem dat geschikt is voor of gebruikt wordt voor bebouwing of landbouw en veeteelt
land
Zelfstandig naamwoord
- een geografisch gebied aan één bepaald gezag onderworpen
land
Zelfstandig naamwoord
- niet verstedelijkt gebied
land
Zelfstandig naamwoord
- het eigen land, het land waar men geboren is
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- De zeelui zagen land.
- Ze verlieten hun land.
- Japan is een rijk land.
- Zwitserland is een mooi land.
- Israël is een ontwikkeld land.
- De hertog bezit veel land.
- Pakistan is een islamitisch land.
- Nederland is een klein land.
- Spanje is een Europees land.
- Uit welk land kom je?
- Uit welk land kom je?
- China is een groot land.
- Zwitserland is een neutraal land.
- Ons land grenst aan een aantal landen.
- Japan is een land van eilanden.