Betekenis van:
langzaam
langzaam
Bijvoeglijk naamwoord
- met weinig snelheid
"Die auto was de langzaamste auto die ik ooit gezien heb."
langzaam
Bijvoeglijk naamwoord
- zonder snelle ontwikkeling
"Langzaam aan werd het dan toch nog beter."
Voorbeeldzinnen
- Rij langzaam.
- Werk langzaam.
- Spreek langzaam en duidelijk.
- Mijn moeder spreekt langzaam.
- Haast je langzaam.
- De Roemenen uit Transsylvanië spreken heel langzaam.
- Hij ging langzaam de trap op.
- We liepen langzaam langs de weg.
- Ze verdween langzaam in het nevelige bos.
- Kun je langzaam spreken?
- Het papieren vliegtuig gleed langzaam naar de grond.
- Haast je langzaam", "Haastige spoed is zelden goed
- Grote brokken zetmeel worden heel langzaam afgebroken.
- Na bereiding treedt langzaam oxidatie op.
- Het anhydraat lost langzaam op in water.