Betekenis van:
leerling
leerling
Zelfstandig naamwoord
- iemand die onderwijs volgt
"De meester gaf de leerlingen een proefwerk."
leerling (de ~ | meervoud leerlingen)
Zelfstandig naamwoord
- iemand die onderwijs volgt
"België was het afgelopen jaar de beste leerling van de (Europese) klas"
"een nieuwe/zwakke leerling"
Hyperoniemen
Hyponiemen
leerling (de ~ | meervoud leerlingen)
Zelfstandig naamwoord
- aanhanger; iemand die de leiding v.e. ander volgt; iemand die de leer v.e. ander volgt
"de leerlingen van Jezus"
"een leerling van [Freud]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Iedere leerling moet het schoolreglement kennen.
- Ben je een leerkracht of een leerling hier?
- Indien de leerling beter zijn les kende, zou de leraar hem niet straffen.
- "Was zij een leerling van de middelbare school?" "Ja, dat was ze."
- Bob is de enige leerling in onze klas die Spaans kan spreken.
- Leerling
- De leerling
- De leerling
- leerling-luchtverkeersleiders en
- Was student of leerling
- Leerling, student, opleiding, onbetaalde stage
- Was geen student of leerling
- lerende volwassene: een leerling die deelneemt aan de volwasseneneducatie;
- Vergunningen voor leerling-luchtverkeersleiders worden verleend aan aanvragers die:
- Student of leerling die de laatste vier weken regulier onderwijs volgde