Betekenis van:
leest
leest
Zelfstandig naamwoord
- een houten of metalen vorm waarop een schoen vervaardigd of gerepareerd wordt
"De leest is het attribuut van de schoenreparateur"
leest
Zelfstandig naamwoord
- de gedaante van een lichaam
"Zij heeft dezelfde schone leest als haar tweelingzus."
leest (de ~ | meervoud leesten)
Zelfstandig naamwoord
- werktuig v.d. schoenmaker
"op dezelfde leest geschoeid"
"schoenmaker, hou(d) je bij je leest"
Synoniemen
Hyperoniemen
leest (de ~ | meervoud leesten)
Zelfstandig naamwoord
- middelste deel van het lichaam
"een slanke leest"
"de arm om iemands leest slaan"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Hij leest.
- Ze leest graag boeken.
- Hij leest graag kranten.
- Tom leest een geschiedenisboek.
- Wie leest er?
- De bekwame bewaking leest het.
- Schoenmaker blijf bij uw leest.
- Hij leest graag romans op vakantie.
- Ik wil dat hij dit leest.
- Schoenmaker, houd u bij uw leest.
- Hoeveel boeken leest ge per maand?
- Iedere morgen leest hij de krant.
- Ze leest elke morgen de krant.
- Het gaat er niet om hoeveel boeken je leest, maar welke boeken je leest.
- Wie schrijft, leest twee keer