Betekenis van:
lenzen
lenzen
Werkwoord
- leegmaken.
lenzen
Werkwoord
- voor de wind varen
lens (de ~ | meervoud lenzen)
Zelfstandig naamwoord
- deel v.h. oog
Synoniemen
Hyperoniemen
lens (de ~ | meervoud lenzen)
Zelfstandig naamwoord
- lens in het oog ter correctie v.h. zicht; contactlens
"lenzen dragen"
"zijn lenzen in hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
lens (de ~ | meervoud lenzen)
Zelfstandig naamwoord
- stuk geslepen glas of plastic
"lenzen slijpen"
"een bolle/convergerende lens"
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- We hebben ook lenzen in ons assortiment.
- lenzen;
- Lenzen
- Corrigerende lenzen
- dertien lenzen;
- Gekleurde lenzen
- Lenzen of materiaalmonsters
- Buitenlens (of -lenzen)
- Intra-oculaire lenzen
- lenzen (aanvullende Taric-code A727);
- Verplichting lenzen of een bril te dragen
- Bij Jahnke Lenzen werken ongeveer 40 mensen.
- Verplicht gebruik van een bril/lenzen,
- Lenzen met UV-coating zijn wel toegestaan.
- Gemonteerde lenzen, prisma's, spiegels, enz., ongeacht de stof, n.e.g.