Betekenis van:
lessen
les (de ~ | meervoud lessen)
Zelfstandig naamwoord
- stuk leerstof als huiswerk
"een les leren/opgeven"
"zijn les kennen"
Hyperoniemen
les (de ~ | meervoud lessen)
Zelfstandig naamwoord
- het systematisch overbrengen van kennis en vaardigheden
"les volgen (bij iemand)"
"les geven"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- We hebben te veel lessen.
- De lessen beginnen elke dag om negen uur.
- Ze kan de lessen niet bijwonen vanwege ziekte.
- Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
- Dat mensen niet veel leren van de lessen uit het verleden is de belangrijkste les die het verleden ons te leren heeft.
- 7 LESSEN
- De lessen
- Thema van de geleerde lessen
- De onder 1.1 genoemde lessen
- volgt niet regelmatig de lessen
- Lessen in het besturen van motorvoertuigen
- Lessen trekken uit het Downvind-project (gecofinancierd via KP6).
- Typische aanvalsprofielen en de lessen die daaruit zijn getrokken
- is er voor de lessen van de cursus een grondige voorbereiding en follow-up nodig
- Omvat niet: lessen in verband met sport, hobby’s en andere vrijetijdsbestedingen (6.6).