Betekenis van:
letsel
letsel
Zelfstandig naamwoord
- lichamelijke schade met name aangericht in een ongeluk of gevecht
"Het motorongeluk veroozaakte gelukkig weinig permanent letsel bij hem."
letsel (het ~ | meervoud letsels)
Zelfstandig naamwoord
- beschadiging in of op het lichaam van een levend wezen
"blijvend letsel"
"letsel oplopen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Dit letsel
- Ernstig letsel.
- Ernstig letsel.
- Hersenen (ernstig letsel/stoornis)
- Blijvend letsel aan inwendig orgaan
- Het letsel is geconsolideerd op: …..
- bij letsel te nemen maatregelen.
- Zuurstoftoevoer naar hersenen onderbroken met blijvend letsel
- Persoonlijk letsel: ≥ 1 sterfgeval, ≥ 6 ziekenhuisopnames enz.
- Aansprakelijkheidsgrens bij overlijden en persoonlijk letsel
- Zuurstoftoevoer naar hersenen onderbroken zonder blijvend letsel
- Ziekte, letsel of tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de betrokkene
- Dit ongeval heeft het volgende letsel tot gevolg gehad (6): …..
- gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan; of
- gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan; of