Betekenis van:
letsel

letsel
Zelfstandig naamwoord
  • lichamelijke schade met name aangericht in een ongeluk of gevecht
"Het motorongeluk veroozaakte gelukkig weinig permanent letsel bij hem."
letsel (het ~ | meervoud letsels)
Zelfstandig naamwoord
  • beschadiging in of op het lichaam van een levend wezen
"blijvend letsel"
"letsel oplopen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Dit letsel
  2. Ernstig letsel.
  3. Ernstig letsel.
  4. Hersenen (ernstig letsel/stoornis)
  5. Blijvend letsel aan inwendig orgaan
  6. Het letsel is geconsolideerd op: …..
  7. bij letsel te nemen maatregelen.
  8. Zuurstoftoevoer naar hersenen onderbroken met blijvend letsel
  9. Persoonlijk letsel: ≥ 1 sterfgeval, ≥ 6 ziekenhuisopnames enz.
  10. Aansprakelijkheidsgrens bij overlijden en persoonlijk letsel
  11. Zuurstoftoevoer naar hersenen onderbroken zonder blijvend letsel
  12. Ziekte, letsel of tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de betrokkene
  13. Dit ongeval heeft het volgende letsel tot gevolg gehad (6): …..
  14. gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan; of
  15. gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan; of