Betekenis van:
liggen
liggen
Werkwoord
- zich horizontaal in toestand van rust gelegd hebben
"Hij heeft een tijdje op bed gelegen."
liggen
Werkwoord
- op een bepaalde plaats bevinden
"Dat is mooi gelegen daar."
liggen
Werkwoord
- ''~ te'': duratief hulpwerkwoord: iets doen terwijl men ligt
"Hij lag vredig te dromen toen de bliksem insloeg."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Hoeveel pennen liggen er op de schrijftafel?
- Boeken liggen nu binnen ieders bereik.
- De Alpen liggen in het midden van Europa.
- De zilveren bollen liggen rondom de rode bol.
- Misschien heb ik het op tafel laten liggen.
- Ik had bijna mijn paraplu in de trein laten liggen.
- Ik zag een jonge men liggen op de bank onder de kerselaar in het park.
- Toen ze wakker werden zagen ze een steen naast zich liggen.
- Ik ben maar één werkdag weggeweest vanwege een verkoudheid en er liggen stapels papier op mijn bureau.
- Daarna vertrek ik, maar dan realiseer ik me dat ik m'n rugzak bij hen thuis heb laten liggen.
- De woorden zelf liggen op het puntje van mijn tong, maar ik kan het maar niet zeggen.
- Twee keer in de week kwam de tuinman om het gras te maaien, daarom kon ik nooit in het lange gras liggen.
- De nadruk zal liggen op:
- in hetzelfde vlak liggen als SP2;
- Het absorptiemaximum moet bij 284 nm liggen: