Betekenis van:
lijm

lijm (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • plaksel; lijm; stad in Duitsland
"lijm snuiven"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

lijm
Zelfstandig naamwoord
  • tussenstof die twee of meer delen permanent aan elkaar bevestigt

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. lijm
  2. lijm:
  3. Lijm
  4. Lijm
  5. Lijm
  6. lijm:– 0
  7. Lijm bestaande uit:
  8. Eiwitstoffen; lijm; enzymen
  9. CPA 20.52.10: Lijm
  10. Lijm van caseïne
  11. Vervaardiging van lijm
  12. NACE 20.52: Vervaardiging van lijm
  13. EIWITSTOFFEN; GEWIJZIGD ZETMEEL; LIJM; ENZYMEN
  14. Hoofdstuk 35: Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen
  15. Aangemaakte lijm en andere aangemaakte kleefmiddelen, n.e.g.