Betekenis van:
links
links
Bijvoeglijk naamwoord
- tegenovergestelde van rechts
"Druk hierna op de meest linkse knop."
links
Bijvoeglijk naamwoord
- aan de linker kant
"iemand links laten liggen"
"links en rechts"
links
Bijvoeglijk naamwoord
- betrekking hebbend op een politieke richting of denkwijze aan de linkerzijde van het politieke spectrum
"De linkse partijen dienden enkele wijzigingsvoorstellen in."
links
Bijvoeglijk naamwoord
- progressief; links
"links stemmen"
"linkse ideeën"
Synoniemen
links
Bijvoeglijk naamwoord
- onbeholpen; onhandig; onhandig; als (van) een schlemiel; klunzig; onhandig; onhandig; klungelig
Synoniemen
- knoeierig
- knullig
- krukkig
- onbeholpen
- schlemielig
- stoethaspelig
- stumperig
- stuntelig
- sukkelig
- dilettanterig
- klungelig
- onhandig
Hyperoniemen
links
Bijvoeglijk naamwoord
- zich van de linkerhand beter kunnende bedienen dan van de rechter
Synoniemen
links
Zelfstandig naamwoord
- terrein voor golf; terrein voor golf; terrein om golf te spelen
Synoniemen
Hyperoniemen
link (de ~ | meervoud linken, links)
Zelfstandig naamwoord
- lid dat een verbinding vormt tussen een reeks van verschijnselen, werkingen enz.
"een link met/naar [voetbal/'de actualiteit']"
"een link tussen [gezondheid] en [milieu]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Aan de hoek draaide ze naar links.
- links van
- L = links
- links beperkt
- rechts links
- L links
- Gaspedaal links van rempedaal
- Koplampen voor links verkeer
- Lidstaten met links wegverkeer
- di (links en rechts)
- numeriek 6 (links uitgelijnd)
- axiaal naar links of rechts.
- Zie links in tabel 4.
- horizontaal naar links of rechts;
- B Koplamp voor links verkeer