Betekenis van:
loop
loop (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- manier van lopen
"iemand aan zijn loop herkennen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
loop
Zelfstandig naamwoord
- voortgang.
"In de loop van de avond."
loop (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- mogelijkheid tot passeren; plaats waar men kan passeren; doorgang; mogelijkheid tot passeren
"in de loop"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
loop (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- het hardlopen
"(ergens voor) op de loop gaan/zijn"
"een loop over [15] kilometer"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
loop
Zelfstandig naamwoord
- voorste deel van een wapen
loop
Zelfstandig naamwoord
- route van een rivier
loop
Zelfstandig naamwoord
- wijze waarop iets verloopt; manier waarop iets zich ontwikkelt
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik loop graag.
- Loop niet zo snel.
- Loop eens wat langzamer.
- Loop niet op het gras.
- Loop niet in de klas a.u.b.
- Loop niet in het park in de nacht!
- Loop naar de Griekse pi", "Loop naar de galg
- De loop van het leven", "Levensloop
- In de loop van de twintigste eeuw is dit alles veranderd.
- met een gladde loop
- Loop der verzekering
- Wapens met gladde loop, als hieronder:
- Begrotingsuitvoering in de loop van 2005
- ONTWIKKELINGEN IN DE LOOP VAN DE PROCEDURE
- andere wapens met gladde loop, als hieronder: