Betekenis van:
loos
loos
Bijvoeglijk naamwoord
- ''(van vruchten)'' leeg
"Een goed kastanjeras geeft weinig loze noten."
loos
Bijvoeglijk naamwoord
- ondeugend, aardig
"Des winters als het regent / dan zijn de paadjes diep, ja diep. / Dan komt dat loze vissertje / vissen al in dat riet, ja riet. / ..."
loos
Bijvoeglijk naamwoord
- donders; ondeugend; ondeugend; stout
"daar was laatst een meisje loos"
"het loze vissertje"
Synoniemen
Hyperoniemen
loos
Bijvoeglijk naamwoord
- schijnbaar, niet werkelijk
loos
Bijvoeglijk naamwoord
- vals, voor de schijn
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- We hadden vandaag twee keer loos alarm.