Betekenis van:
loos

loos
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet echt
"loos alarm"
"een loos gebaar"

Hyperoniemen

loos
Bijvoeglijk naamwoord
  • ''(van vruchten)'' leeg
"Een goed kastanjeras geeft weinig loze noten."
loos
Bijvoeglijk naamwoord
  • ondeugend, aardig
"Des winters als het regent / dan zijn de paadjes diep, ja diep. / Dan komt dat loze vissertje / vissen al in dat riet, ja riet. / ..."
loos
Bijvoeglijk naamwoord
  • donders; ondeugend; ondeugend; stout
"daar was laatst een meisje loos"
"het loze vissertje"

Synoniemen

Hyperoniemen

loos
Bijvoeglijk naamwoord
  • schijnbaar, niet werkelijk
loos
Bijvoeglijk naamwoord
  • vals, voor de schijn

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. We hadden vandaag twee keer loos alarm.