Betekenis van:
loper

loper (de ~ | meervoud lopers)
Zelfstandig naamwoord
  • langgerekt kleed
"een rode loper"
"de (rode) loper voor iemand uitleggen/uitrollen"

Synoniemen

Hyperoniemen

loper (de ~ | meervoud lopers)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die (hard)loopt
"een goede/snelle loper"
"de voorste/achterste loper(s)"

Hyperoniemen

Hyponiemen

loper (de ~ | meervoud lopers)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaald schaakstuk; figuur in het schaakspel
"de witte/zwarte loper"
"de loper op [g4]"

Synoniemen

Hyperoniemen

loper
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die loopt:
"Wie de 10 km niet in circa 60 minuten kan lopen, wordt als beginnende loper beschouwd."
loper
Zelfstandig naamwoord
  • een langgerekt stuk vloerbedekking:
"De rode loper voor iemand uitrollen."
loper (de ~ | meervoud lopers)
Zelfstandig naamwoord
  • sleutel die op alle sloten past
"De portier heeft de loper voor alle sloten in dit gebouw."

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

loper
Zelfstandig naamwoord
  • een sleutel waarmee een hele serie verschillende sloten geopend kunnen worden
loper
Zelfstandig naamwoord
  • een woord dat weliswaar in elke zin past, maar weinig zegt; passe-partout(woord)
loper
Zelfstandig naamwoord
  • een schaakstuk dat zich slechts diagonaal verplaatsen mag
loper
Zelfstandig naamwoord
  • een tafelkleed dat als een strook op de tafel wordt gelegd