Betekenis van:
luister

luister
Zelfstandig naamwoord
  • straling, schitteringen, flonkering
"De luister van de kerstmarkt is de trots van de stad Keulen."
luister
Zelfstandig naamwoord
  • gekendheid, aanzien, roem
"De luister van de Harry Potter-sterren is ongeëvenaard."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Luister!
  2. Ik luister.
  3. Luister alstublieft goed.
  4. Luister naar me.
  5. Ik luister countrymuziek.
  6. Zwijg en luister, jongen!
  7. Ik luister naar muziek.
  8. Stop met praten en luister.
  9. Ik luister graag naar muziek.
  10. Ik luister graag naar klassieke muziek.
  11. Stop met spreken en luister naar mij.
  12. Luister jij thuis dagelijks naar de radio?
  13. Luister naar verdere aanwijzingen van noodzenders.
  14. Ik luister altijd naar dit liedje.
  15. Luister naar deze muziek en ontspan je.