Betekenis van:
lunch
lunch (de ~ | meervoud lunchen, lunches)
Zelfstandig naamwoord
- maaltijd tussen de middag; maaltijd rond het middaguur; middagmaal
"onder/tijdens/voor/na de lunch"
"een koude/warme/eenvoudige/uitgebreide/lichte/stevige lunch"
Synoniemen
Hyperoniemen
lunch
Zelfstandig naamwoord
- een maaltijd rond de middag
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Heb je lunch gehad?
- Ik was mijn handen voor de lunch.
- Dat zijn de restjes van de lunch.
- Je hoeft geen lunch mee te nemen.
- Ik weet zeker dat je deze lunch lekker zult vinden.
- Zou je boterhammen kunnen maken voor de lunch?
- Italianen doen altijd een dutje gedurende een uur na de lunch.