Betekenis van:
maagd

maagd (de ~ | meervoud maagden)
Zelfstandig naamwoord
  • persoon die (nog) geen geslachtsgemeenschap heeft gehad
"de maagd Maria"
"Hij is nog maagd."

Hyperoniemen

maagd
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die nog nooit geslachtsgemeenschap gehad heeft
"Vele gelovigen besluiten maagd te blijven tot het huwelijk."
maagd
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die nog nooit geslachtsgemeenschap gehad heeft
"Vele gelovigen besluiten maagd te blijven tot het huwelijk."
maagd (de ~ | meervoud maagden)
Zelfstandig naamwoord
  • dienstmeid; vrouw die dient; hulp in de huishouding; dienstmeisje; dienstmeisje; dienstmeisje
"De maagd hielp de edelvrouw met baden en aankleden"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Maagd (de ~ | meervoud Maagden)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand geboren onder dit teken

Hyperoniemen

Maagd (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • één v.d. twaalf sterrenbeelden

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Tom is nog maagd.
  2. Als ik sterf, wil ik als maagd sterven.
  3. Dat meisje die een sjaal draag is maagd.