Betekenis van:
machine

machine (de ~ | meervoud machines)
Zelfstandig naamwoord
  • fietsachtig vervoermiddel met motor; motorfiets
"De blinkende machines op de TT van Assen trekken veel bekijks."
"Hij legt de machine plat in de bocht en accellereert naar 180 km/uur."

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

machine (de ~ | meervoud machines)
Zelfstandig naamwoord
  • apparaat met een bepaalde functie
"de machine werkt/'doet het' (niet)"
"de machine in werking zetten"

Hyperoniemen

Hyponiemen

machine
Zelfstandig naamwoord
  • een mechanisme dat een vorm van beweging of energie in een andere vorm van beweging of energie kan omzetten

Voorbeeldzinnen

  1. Deze machine produceert elektriciteit.
  2. Wat een geweldige machine!
  3. Is die machine nog bruikbaar?
  4. De machine is buiten bedrijf.
  5. Een computer is een ingewikkelde machine.
  6. Het menselijk lichaam is een soort machine.
  7. Zo heeft hij de machine uitgevonden.
  8. Een god uit een machine
  9. Ik kan me niet meer herinneren hoe ik deze machine moet gebruiken.
  10. machine”:
  11. de machine in kwestie,
  12. Onderhoud van de machine
  13. Interface mens-machine-organisatie:
  14. (3-D H-machine)
  15. (3-D H-machine)