Betekenis van:
machine
machine (de ~ | meervoud machines)
Zelfstandig naamwoord
- fietsachtig vervoermiddel met motor; motorfiets
"De blinkende machines op de TT van Assen trekken veel bekijks."
"Hij legt de machine plat in de bocht en accellereert naar 180 km/uur."
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
machine (de ~ | meervoud machines)
Zelfstandig naamwoord
- apparaat met een bepaalde functie
"de machine werkt/'doet het' (niet)"
"de machine in werking zetten"
Hyperoniemen
Hyponiemen
machine
Zelfstandig naamwoord
- een mechanisme dat een vorm van beweging of energie in een andere vorm van beweging of energie kan omzetten
Voorbeeldzinnen
- Deze machine produceert elektriciteit.
- Wat een geweldige machine!
- Is die machine nog bruikbaar?
- De machine is buiten bedrijf.
- Een computer is een ingewikkelde machine.
- Het menselijk lichaam is een soort machine.
- Zo heeft hij de machine uitgevonden.
- Een god uit een machine
- Ik kan me niet meer herinneren hoe ik deze machine moet gebruiken.
- „machine”:
- de machine in kwestie,
- Onderhoud van de machine
- Interface mens-machine-organisatie:
- (3-D H-machine)
- (3-D H-machine)