Betekenis van:
machtiging
machtiging (de ~ | meervoud machtigingen)
Zelfstandig naamwoord
- (bewijs van) het machtigen; (tijdelijke) volmacht; afspraak dat iemand in jouw naam handelt
"een machtiging hebben/bezitten"
"een machtiging voor [het stemmen namens iemand anders]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Machtiging:
- MACHTIGING
- Afwijking bij machtiging
- Machtiging tot ontkoppeling
- Machtiging van de geselecteerde aanvragers
- Afwijkingen waarvoor machtiging is verleend
- Deze machtiging verstreek op 31 december 2005.
- Deze machtiging eindigt op 31 december 2006.
- Hoofdstuk 2 - Afwijkingen waarvoor machtiging is verleend
- Deze machtiging verstreek op 31 december 2006.
- verplichte vergunning of machtiging voor makelaarsactiviteiten.”.
- Machtiging om formele onderhandelingen te openen
- Machtiging om een vliegtuig te taxiën
- Machtiging tot sluiting van de overeenkomst
- Machtiging van de voorzitter van het Bureau