Betekenis van:
mager

mager
Bijvoeglijk naamwoord
  • schriel; mager
"hij heeft een mager gezicht"
"jij bent een heel stuk magerder geworden"

Synoniemen

mager
Bijvoeglijk naamwoord
  • te klein, te weinig, onvoldoende; mager; weinig; slecht; schraal
"een magere troost"
"een mager beestje"

Synoniemen

Hyperoniemen

mager
Bijvoeglijk naamwoord
  • weinig vet bevattend
"magere melk/kaas"

Synoniemen

mager
Bijvoeglijk naamwoord
  • zeer dun met weinig vet

Voorbeeldzinnen

  1. Mijn zus is mager en ik ben aan de dikke kant.
  2. Mijn zus is mager en ik ben aan de dikke kant.
  3. het geschatte aandeel mager vlees (in percenten)
  4. het geschatte aandeel mager vlees (in percenten)
  5. geschat aandeel mager vlees (in percenten),
  6. het geschatte aandeel mager vlees (in percenten)
  7. geschatte mager-vleesaandeel van het geslachte varken,
  8. Y = 100 × gewicht van het mager vlees
  9. Ŷ het geschatte percentage mager vlees van het geslachte varken,
  10. Ŷ het geschatte aandeel mager vlees van het karkas,
  11. Ŷ het geschatte aandeel mager vlees van het geslachte varken,
  12. het geschatte percentage mager vlees van het karkas
  13. Ŷ = het geschatte aandeel mager vlees van het geslachte varken,
  14. Ŷ het geschatte aandeel mager vlees van het geslachte varken,
  15. ŷ geschat percentage mager vlees van het geslachte varken,