Betekenis van:
majesteit
majesteit
Zelfstandig naamwoord
- een vorst of vorstin waaraan als titel [1] wordt toegedicht
"Beide majesteiten namen plaats op hun zetels en daarmee begon de plechtigheid."
majesteit
Zelfstandig naamwoord
- glorieuze verhevenheid
"En daar zetelt hij in majesteit."
majesteit
Tussenwerpsel
- aanspreektitel van een koning of koningin
"Wij zijn zeer verheugd u te kunnen begroeten, majesteit!"
Voorbeeldzinnen
- HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
- ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
- ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
- HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
- HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,