Betekenis van:
mannen

man (de ~ | meervoud mannen)
Zelfstandig naamwoord
  • man met wie men getrouwd is; echtgenoot; echtgenoot; gelijke
"mijn man"
"aan de man komen/raken"

Synoniemen

Hyperoniemen

man (de ~ | meervoud mannen)
Zelfstandig naamwoord
  • volwassen mens van het mannelijk geslacht
"een man van eer"
"hij is er de man niet naar"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik zag 5 mannen.
  2. We zijn mannen.
  3. Echte mannen drinken thee.
  4. Mannen moeten werken.
  5. Oude mannen zijn vergeetachtig.
  6. Niet alle mannen zijn wijs.
  7. Vele mannen stierven op zee.
  8. De twee mannen beschuldigden elkaar.
  9. Italiaanse mannen helpen nooit in huis.
  10. Mannen en vrouwen hebben elkaar nodig.
  11. De mannen keken Jessie in stilte aan.
  12. Over het algemeen lopen mannen sneller dan vrouwen.
  13. Zestig procent van volwassen Japanse mannen drinken regelmatig alcoholische dranken.
  14. De politieagent haalde de twee vechtende mannen uit elkaar.
  15. Ik vraag me af waarom vrouwen langer leven dan mannen.