Betekenis van:
markt
markt (de ~ | meervoud markten)
Zelfstandig naamwoord
- koop en verkoop
"de zwarte/grijze markt"
"goed in de markt liggen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
markt (de ~ | meervoud markten)
Zelfstandig naamwoord
- (plaats van) handelsbijeenkomst
"op de markt"
"bij het scheiden van de markt"
Hyperoniemen
markt
Zelfstandig naamwoord
- ; de markt het geheel van omstandigheden waaronder gevraagde en aangeboden hoeveelheden van een bepaald product of een bepaalde dienst verhandeld worden
"Dat ligt goed in de markt."
markt (de ~ | meervoud markten)
Zelfstandig naamwoord
- plein voor markten; plein waar markt gehouden kan worden
"Midden op de markt stond nog steeds de oude dorpspomp."
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
markt (de ~ | meervoud markten)
Zelfstandig naamwoord
- prijs die geldt in het vrije goederenverkeer; prijs op de markt
"de markt bederven"
Synoniemen
Hyperoniemen
markt
Zelfstandig naamwoord
- plein of straat waar handelaren hun waar (3) aan de klanten verkopen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik zag je-weet-wel vandaag op de markt.
- Op de markt waar ik de groenten heb gekocht kan je ook bloemen kopen.
- Op de markt kost zulke kaas maar vijf euro zoveel per kilo.
- Sinds jaar en dag staat hij iedere dinsdagmorgen op de markt met zijn viskraam.
- Markt
- Markt
- Markt/Noteringscentrum
- Focus-markt
- GEOGRAFISCHE MARKT
- Interne markt
- Markt (zelfdegewicht)
- Markt/Noteringscentrum
- Communautaire markt
- Herstructurering markt
- INTERNE MARKT