Betekenis van:
marmer
marmer
Zelfstandig naamwoord
- een fijnkorrelige getransformeerde kalksteen dat gepolijst gebruikt wordt in de bouw- en de beeldhouwkunst
"Hij liet het stuk marmer per ongeluk uit zijn handen vallen."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Marmer
- van marmer
- marmer en travertijn
- van marmer, van travertijn of van albast
- Korrels, scherven, splinters en poeder van marmer
- Marmer en kalksteenachtige steen voor de bouw
- Korrels, scherven, splinters en poeder van marmer
- Onder deze groep vallen ook kunststenen en verdicht marmer.
- Marmer en travertijn, gezaagd, enz. in blokken > 25 cm dik
- Marmer en travertijn, gezaagd, enz. in platen ≤ 25 cm dik
- Korrels, scherven, splinters en poeder van steen (excl. marmer)
- Korrels, scherven, splinters en poeder van steen (excl. marmer)
- Marmer en travertijn, onbewerkt of enkel kantrecht behouwen, zonder vorm
- Marmer, travertijn, albast, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
- Marmer, travertijn, albast, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt