Betekenis van:
meervoud

meervoud (het ~ | meervoud meervouden)
Zelfstandig naamwoord
  • vorm van een naamwoord waardoor een aantal personen of zaken wordt aangeduid
"in het meervoud staan"
"in het meervoud"

Synoniemen

Hyperoniemen

meervoud
Zelfstandig naamwoord
  • vorm van een werkwoord die behoort bij zo'n vorm van naamwoord

Hyperoniemen

meervoud
Zelfstandig naamwoord
  • woord dat in die vorm aan meerdere voorwerpen, mensen of dieren refereert

Voorbeeldzinnen

  1. Meervoud van verhevenheid
  2. Het meervoud van 'person' is 'people', geen 'persons'.
  3. Uit het feit dat de Commissie het woord „voorwaarden”, meervoud, gebruikte, valt af te leiden dat er naast het verbod op het geven van aanvullende herstructureringssteun nog een voorwaarde bestond.